
Boëthius,Troost in filosofie van vertaler Piet Gerbrandy won in 2020 de NKV-Homerusprijs 2020. Deze prijs kent het Nederlands Klassiek Verbond (NKV) jaarlijks toe aan de auteur(s) van een Nederlandstalig werk (boek, vertaling) dat volgens de leden van het NKV en de jury het beste een brug slaat tussen de Klassieke Oudheid en het heden.

Haarlem, 15 april 2020. Samen met mijn man Peter zit ik in onze huiskamer. Hij is pas geopereerd. Hij heeft pijn. Als cultuurblogger van Nederland bezocht ik jarenlang elke week een museum, theater of andere culturele bijeenkomst in Nederland en soms daarbuiten. Ook ontmoette ik talloze mensen. Totdat het kwaad toesloeg. Nu kom ik alleen de deur uit voor boodschappen. Samen met Peter wil ik vluchten. Ver weg van deze uitzichtloze situatie. Maar waarheen? Bijna de gehele wereld zit nog steeds op slot.
Boëthius en opgesloten zijn
Pavia, 523 na Christus. In zijn dodencel zit Boëthius. Hij is kwaad. Voelt zich verraden. Als chef van de staf van de koning behoorde hij tot de machtigste personen van het West-Romeinse Rijk. Hij was schatrijk. Totdat het kwaad toesloeg.
Anders dan bij mij heet het kwaad geen corona maar koning Theodorik. Tijdens een oneerlijk proces beschuldigde hij Boëthius van hoogverraad. Boëthius zelf was daarbij niet eens aanwezig. Berooid van al zijn bezit zit hij nu eenzaam opgesloten. Hij zou willen vluchten. Ver weg, maar hem wacht slechts de dood.
Boëthius en Filosofia
Ondanks alles heb ik het met Peter gezellig. We knuffelen elkaar veel. Laten zien dat we van elkaar houden. Troosten elkaar. Zo niet Boëthius. Hij is helemaal alleen. Vanuit zijn briljante geest verschijnt Filosofie. Als een arts voor de zielenkunde komt zij hem troosten.
In een vijf stappenplan van evenzoveel samengebundelde boeken brengt ze hem naar zijn enige rijkdom. Dat is zijn eigen ik. Vindt hij daarin echt troost? Hij heeft zo zijn eigen gedachten in deze tweespraak met zichzelf. En zo ja kan zij dat ook bij mij? Geboeid door de briljante woordkeuze van Peter Gerbrandy en de vele inzichten in mens en geest lees ik het boek.

Boëthius: Boek 1, aardse goederen stellen niets voor
Berooid van al aardse goed waaronder ook zijn villa’s en status is Boëthius ter dood veroordeeld. En dat terwijl hij altijd alleen het goede deed. Filosofie wijst hem erop dat aardse goederen niets voorstellen.
‘’Ik mis niet zozeer’’, zegt ze, ‘’de met ivoor en glas gedecoreerde wanden van je bibliotheek als wel de plek waar je denken woont, waar ik geen boeken had neergezet, maar datgene wat boeken waardevol maakt: het gedachtegoed uit al die boeken van mij.’’
Het woordgebruik van Gerbrandy laat me smullen. Dankzij zijn schrijfstijl laat dit standaardwerk van de filosofie zich gemakkelijk lezen, ook voor een leek zoals ik.
Met Filosofie ben ik het helemaal eens. Het gaat niet om het goud wat er buiten jou blinkt maar om wat er in jezelf schittert. Dat is je eigen karakter, inborst. Dat wil je nooit verliezen en kan niemand je ontnemen. Zelf het ellendige coronavirus niet.
De remedie van Filosofie
Wat betreft de remedie van Filosofie ben ik het niet met haar eens. Vanuit haar stoïcijnse gedachtegang wijst ze op het loslaten van:
● Vreugde; ik voel dat bij de vele harten onder de riem, de vele initiatieven zoals een nationale proost op Koningsdag en andere tekenen van verbondenheid;
● Verdriet; ik voel dat wanneer mensen hun dierbaren niet mogen bezoeken op de Intensive Care, verpleeghuizen en nauwelijks een uitvaartplechtigheid kunnen houden. Ik voel dat ook bij de gedachte aan het niet doorgaan van schoolexamens en het feit dat in Frankrijk pas in september de scholen weer opengaan. Wat betekent dat voor deze jongeren?
● Hoop: het nieuws dat er aan het eind van 2020 wellicht een medicijn zal zijn tegen corona geeft me hoop. Het motiveert me om het zoveel mogelijk thuis blijven vol te houden.
● Vrees: Dat steekt bij mij de kop op over nieuws dat vandalen zendmasten in brand steken omdat het coronavirus voort zou komen wegens G5. Want wat moeten we in noodsituaties wanneer we geen 112 kunnen bellen? Angst voel ik ook bij de gedachten aan het muteren van het virus. Dan zijn niet alleen mensen ouder dan 50 jaar vooral de kwetsbaren, maar ook jongeren.

Boëthius en de kwetsbare mens
Met alle respect voor Filosofie deel ik haar zienswijze niet. Dat verandert al snel bij het lezen van het tweede boek. Het in de steek laten van Fortuna (de voorspoed) wijst erop dat je in haar niets moois hebt bezeten of verloren. Zodra het geluk je toevalt, beginnen de zorgen om het te behouden.
Fortuna geeft aan haar rad zonder pardon een zwier van boven naar beneden, Koelbloedig stort ze je in het ongeluk. Kortom: jouw voorspoed kwam voort uit iets wat niet in jou geborgen zat. Het betrof slechts een uitwendige factor met een beperkte houdbaarheidsdatum.
Gerbrandy vertaalde dit prachtig in een van de door het boek verspreide stukjes proza : ‘’Ontvlucht dus de gevaren van een idyllisch plekje en hecht je huis verstandig op vlakke bodem vast.’’
De tweede alinea van pagina 82 plaatst me midden in de coronacrisis. Volgens Boëthius is niets kwetsbaarder is dan de mens. ‘’Hij kan zomaar bezwijken aan insectenbeten of doordat zulke beestjes diep bij hem naar binnen kruipen,’’ schreef Gerbrandy in zijn briljante vertaling.
Het hoofdstuk eindigt met de liefde als de bindende kracht van de kosmos. Als mens ben je pas geslaagd wanneer de liefde vanuit de hemel je hart bereikt en leidt. Daar kan ik wel wat mee. Alleen zie ik niet zozeer de hemel maar God als de liefdesbron.
Boëthius en het bereiken van gelukzaligheid
In boek III wijst Filosofie op het bereiken van ultieme gelukzaligheid. Dat is volkomen onafhankelijkheid omdat alles wat je wenst in jezelf zit. En dat is geen roem of naamsbekendheid. ‘’Want’’, zoals Filosofie zegt: ‘’Wat voegt roem toe aan het zelfrespect van die wijze die wat goed voor hem is niet afmeet aan praatjes van het gepeupel maar aan de realiteitszin van zijn geweten?’’
Gelukzaligheid biedt alleen datgene wat aan eigen kracht voldoende heeft. Dat is de eenheid van onafhankelijkheid, macht, roem, respect en heerlijkheid. Het een kan niet zonder het ander, zonder dat je in bezit van het ene naar het andere gaat verlangen.
Echte gelukzaligheid waarin je niets tekort komt lukt alleen door het aanroepen van de vader van alles. Zonder dat missen we de juiste basis, volgens Filosofie. Zoals ze duidelijk stelt: ‘’Niemand is niet van adel, tenzij een hang naar wat niet deugt hem vervreemdt van zijn oorsprong.’’
Echt gelukzalig word je pas door als het ware te versmelten met God. Hoewel er maar één God bestaat, ‘’weerhoudt niets om ervan aan te nemen dat een deelgenootschap tallozen insluit.’’
Na dit uitgebreide door Gerbrandy vertaalde betoog begrijp ik dat je pas volkomen tevredenheid bereikt door je te richten op het licht, de bron. Uiteindelijk ga je op in God en valt er niets meer te wensen. Maar dan ben je wel dood. En dat terwijl ik wil leven in een wereld waarin het kwaad, nu in de vorm van het coronavirus, voortwoekert. Trouwens, waarom laat God dat toe? Alles gebeurt onder het bewind van Hem die alles weet en alles vermag. En Hij doet toch alleen het goede?
In boek 4 legt Filosofie uit dat slechtheid een teken van onmacht is. Door tegenslag kan een mens veel leren. En door te straffen worden misdadigers betere mensen. Daarbij maakt ze onderscheid tussen het noodlot en de voorzienigheid van God. In zijn sturing van het heelal.

Alles heeft een oorzaak
Boëthius schreef in zijn dodencel wellicht twee jaar lang aan ”De Consolatione Phylosophiae”. Dat verklaart wellicht de voor een leek nogal taaie redenaties in hoofdstuk V.
Dit in de trant van: “Stel dat iemand zit, dan is het onontkoombaar dat de gedachte die aanneemt dat hij zit, waar is. Maar ook het omgekeerde geldt, want indien de gedachte dat iemand zit waar is, volgt daaruit onontkoombaar dat hij zit,’’ aldus de door Gerbrandy vertaalde tekst.
Na het doorworstelen van dit laatste hoofdstuk sla ik er Gerbrandy’s inleiding erop na. In gemakkelijk leesbare tekst wijst hij op de essentie van hoofdstuk V. Centraal staan de Goddelijke voorzienigheid en de menselijke ervaring. Niets gebeurt toevallig en alles heeft een oorzaak. Anders dan voor de mens bestaat er voor God geen verleden, heden, en toekomst. Hij overziet alles in één oogopslag. Door zelf een keuze te maken dankzij de door God gegeven wil geven de mensen aan het verloop van de dingen een tijdelijke wending. Uiteindelijk gebeurt het toch zoals God in zijn ene oogopslag al had voorzien.
Over de betekenis van bidden
Filosofie roept in de laatste alinea van hoofdstuk V op tot het volgen van een deugdzaam leven, het richten van de geest op de juiste hoop en overgave aan nederig gebed. Volgens de inleiding van Gerbrandy heeft dat in de visie van Filosofie geen enkel effect.
Ik ben het daarmee niet eens. Zelf bid ik nooit tot God om iets van Hem gedaan te krijgen. Dat heeft inderdaad geen enkele zin, zoals ook Filosofie aangeeft. Want waarom zou de ene mens dan alleen maar ellende ondergaan en de ander zich onderdompelen in een fijn leven? God is geen muggenzifter.
Door te bidden stel ik me wel open voor de door Filosofie aangeduide liefde aan het eind van boek II. Daarin wijst ze op de liefde als de bindende kracht van de kosmos. ‘’Ja mensen jullie zijn geslaagd als de liefde die de hemel stuurt ook jullie hart besturen mag.’’ In deze tekst aan het eind van boek II vind ik troost in de filosofie. Met dat verschil dat ik de bindende kracht toeschrijf aan God.

Boëthius: Troost in Filosofie
- Interview met Piet Gerbrandy, de vertaler van ’De consolatione Phylosophiae’.
- Eerder las ik over Boëthius in het boek ’’Troost die ertoe doet’’ van uitgeverij DAMON; .
- Boëthius, Troost in filosofie. vertaald en ingeleid door Piet Gerbrandy. Eindhoven, uitgeverij DAMON, 2019, ISBN 978 94 6340 166 1. Met zijn vertaling liet Piet Gerbrandy mij smullen van een prachtig en beeldend woordgebruik. Buitengewoon boeiend en een blijk van diepgaande kennis over werken uit de Oudheid vond ik zijn talloze voetnoten met o.a. verwijzingen naar Plato, Syracuse, Seneca en anderen. Kortom: een schatkist van een boek.
Wist je dat?
De Vetroosting van Boëthius geldt als het belangrijkste en invloedrijkste werk in het westen over het vroeg middeleeuws christendom. De Engelse geleerde Alcuin presenteerde het boek in 782 aan het hof van Karel de Grote, wiens raadgever hij was. De keizer liet het boek vertalen in alle belangrijke volkstalen zoals het Frans, Duits en Engels. In de loop der eeuwen verschenen er nog tientallen andere vertalingen. Door de eeuwen heen werd het gelezen door alle lagen van de samenleving: geestelijken, academici, schoolmeesters, leken (mannen en vrouwen), adel en vorsten.
Belangrijke dichters zoals Geoffrey Chaucer (van de Canterbury Tales) Jean de Meun (van Roman de la Rose) en Dante (van de Goddelijke Komedie) lieten zich door Boëthius inspireren. Het werd daarmee een van de meest gelezen boeken in de middeleeuwen en de Renaissance.
Cultuur onder Vuur maakt zich zorgen over de opkomst van de islam in Nederland. In 2019 hielde ze daarover een congres.
Kijk voor meer boeiende boeken de website van uitgeverij DAMON, www.damon.nl
Regelmatig schrijf ik over geloof, spiritualiteit, mentale gezondheid en zingeving. Bijvoorbeeld over de gevolgen van ontkerkelijking en het zoeken naar nieuwe wegen.